Parenteel
I) Friedrich Wilhelm Holtz (Nehdau/Koningsbergen 1780) + Sara Abel (Amboina)
II)Johan Adam Holtz (1835)+ Maria Willhelmina Kasimah (Modjokerto 1847)
III) 1 Willem Frederik Holtz (Balongbendo 7-2-1871) + Rancem
IV) 1 Christiaan Holtz (Tanjung Borneo 14-08-1894)
IV) 2 Maria Wilhelmina Holtz (1897)
IV) 3 Emma Holtz (Purwoasri 17-10-1898)
III) 1 Willem Frederik Holtz (Balongbendo 7-2-1871) + Marie Angelique de Bruin
IV) 1 Johannes Pieter Willem Holtz (Surabaya 14-9-1904)
IV) 2 Francisca Johanna Angelique Holtz (Surabaya 23-6-1909)
IV) 3 Silvia Simone Holtz (Nganjuk 30-9-1911)
IV) 4 Johanna Holtz (Surakarta 27-08-1913) + Willem Bos (Malang 13-2-1908)
IV) 5 Isodoor Holtz
III) 2 Johan Louis Holtz (Surabaya 19-4-1874)
III) 3 Adolph Frans Holtz (Berbek 15-4-1877) + Josephina Fernanda Caecillia De Gosse (Semarang 12-8-1891)
IV) 1 Frederik Henri Adolf Holtz, geb. 31 jan 1907 te Soerabaja
IV) 1 Lucie Josephina Wilhelmina Holtz (Sampang Madura 23-08-1914) + Maurits Loing
IV) 1 Mary Joyce Loing (Batavia 2-12-1942)
IV) 2 Hillegonda Henriet (Gonnie) Loing (Batavia 17-1-1945)
IV) 3 Johan Maurits Loing (Jakarta 8-12-1946)
IV) 4 Raymond Herbert (Remy) Loing (Jakarta 20-2-1948)
IV) 5 Frans Evert Loing (Sukabumi 9-12-1949)
IV) 6 Carly Jozef Loing (Sukabumi 16-12-1953)
IV) 3 Adolph Hendrik Theodoor Holtz
III) 4 Henriette Paulina Holtz (Berbek 25-12-1879)
III) 5 Pietronella Christina Holtz (Berbek 14-12-1882)
III) 6 Louis Gustaaf Carel Holtz (Berbek 12-10-1885)
III) 7 Frederik Bernhard Holtz (Nganjuk 11-7-1888)
Holtz
De familienaam Holtz behoort tot een van de minder voorkomende achternamen in Nederland. Volgens de Nederlandse familienamenbank telt Nederland in 1947 slechts 57 naamdragers. In 2007 is dat aantal opgelopen tot 107 naamdragers. Amsterdam en Breda voeren hierin de boventoon. De herkomst van deze achternaam is overduidelijk Duits en correspondeert met het woord hout. De oudst bekende Holtz voorouder is Johan Gottlieb Holtz. Hij en zijn echtgenote Regina Springer bevonden zich aan het einde van de 18e eeuw in het Oost Pruissische Nehdau, een dorp of kleine stad in de buurt van het huidige Kaliningrad, dat vroeger Koningsbergen heette. Aldaar zag hun zoon Friedrich Wilhelm het levenslicht. Hij werd rond 1830 vanuit Berlijn naar het zendelingeninstituut te Rotterdam gestuurd, omdat zij zendelingen nodig hadden in de Molukken. Friedrich trouwde op Ambon Sara Abel. Zij kregen samen een zoon en noemden hem Johan Adam, waarschijnlijk naar zijn beide grootvaders. Johan Adam belande op Java en kreeg kinderen met de Javaanse Kasimah, die hij, na haar bekering tot het Christendom, later zou huwen. Willem Frederik was hun oudste zoon. Hij meldde zich in zijn tienerjaren bij het KNIL. Hij had al drie kinderen bij de Javaanse Rantjiem, toen hij in 1903 in het huwelij trad met de dan nog minderjarige Marie Angelique de Bruin. Met haar kreeg hij nog eens 4 kinderen. Hun jongste dochter luisterde naar de naam Johanna. Zij was mijn grootmoeder.
Johanna Holtz
Surakarta 27-08-1913
Johanna Holtz is geboren op 27 augustus en erkend op 30 augustus 1913 te Surakarta. Haar vader is de dan 42 jarige Willem Frederik Holtz. Moeder is de 27 jarige Marie Angelique de Bruin. Johanna is het vierde kind van Willem Frederik en Marie Angelique. Willem Frederik heeft nog drie kinderen uit een vorige relatie. In 1916 gaat het echtpaar in echtscheiding. Marie Angelique en de kinderen wonen intussen in Surabaya. Willem Frederik verhuist naar Ngandjoek. Er is nog wel een broertje geboren. Dit kind zou volgens Johanna van een andere moeder zijn geweest en toch door Marie Angelique zijn opgenomen. Mijn tante Wanda brengt dit later tijdens een van onze familiefeesten ter sprake niet wetende dat deze oom Toekie, echte naam Isidoor, hier niets van weet. Hij hoort het dan voor het eerst. Op de foto zie ik overigens meer gelijkenis met Marie Angelique dan met Willem Frederik. Ik kom de erkenning van Johanna tegen in de almanak van 1914. Een broertje vind ik niet. Willem bedriegt zijn vrouwen herhaaldelijk. Johanna heeft oprecht een hekel aan haar vader. In haar huisje in de Fazantstraat zie ik verschillende foto’s van haar moeder. Ik herinner me de foto in de woonkamer van Marie Angelique in een prachtige jurk. Later begrijp ik dat dit een foto is van haar eerste communie. Op haar slaapkamer zijn er nog meer. Ik herinner me haar rolbureau nog met glasplaat, aan het voeteneind van haar bed, met daaronder talloze foto’s. Daartussen ligt de familiefoto met Marie Angelique, Willem Frederik, haar broer Frans Josef met echtgenote en moeder Bommezijn. Op de televisie ernaast staat een foto van een oude Marie Angelique met een grote zwarte bril. Ze was toen al blind. Vader Willem is nergens te bekennen. Net zoals in haar jeugd. In maart ’29 overlijdt hij. De dan dertienjarige Johanna zal er niet zo rouwig om zijn geweest. Het leven gaat gewoon verder. In hetzelfde jaar gaat Johanna op 1 juli 1929 naar de Zaelbergschool Handelsschool in Surabaya. Ze doet in mei ‘32 haar eindexamen. Voor me ligt haar cijferlijst:
Nederlandsch en Nederlandsche Handelscorrespondentie 6
Engelsch en Engelsche Handelscorrespondentie 6
Duitsch en Duitsche Handelscorrespondentie 4
Maleisch en Maleische Handelscorrespondentie 5
Handelskennis 6
Handelsrekenen 7
Boekhouden 6
Warenkennis 6
Reclame 7
Staatsinstellingen van Nederland en Nederlandsch Indië 4
Aardrijkskunde 6
Geschiedenis 4
Natuurkunde en Natuurlijke historie 6
Stenografie Nederlandsch 6
Stenografie Engelsch 6
Machineschrijven 6
Verder studeren zit er voor Johanna helaas niet in. Er is weinig geld en haar oudere zusters gaan voor. Een van hen doet uiteindelijk de H.B.S. Daarna is er voor Johanna geen geld meer voor een vervolgstudie. Johanna blijft bij haar moeder wonen en bekommert zich om de huishoudelijke taken en de zorg. In de Indische krant van 3 september 1931 lees ik dat haar zusters Onne (Sylvia Simone) en Frans (Francisca Johanna Angelica) zijn getrouwd. Als ik het goed heb begrepen wonen Johanna en moeder Angelique op een gegeven moment met zuster Frans en haar echtgenoot Max Middelkoop onder een dak. Max heeft een betrekking bij de Bataafse Petroleum Maatschappij. Ze wonen in Surabaya. Op een dag komt Max met een vriend en daarvan weer een vriend thuis. Het is ene Willem Bos uit Banjuwangi. Hij wordt voorgesteld aan Johanna. Willem is verkocht en probeert uiteraard haar interesse te wekken. Een Gustaaf Woeldenberg is ook in de race. Johanna voelt al direct iets voor Willem maar omdat Willem nogal dik is laat Johanna haar twijfels doorschemeren. Willem doet zijn best af te vallen en dat lukt hem. Hun relatie wordt april ´36 al beloond met een zwangerschap. Een huwelijk moet er nu van komen. En dat gebeurt. Dat bevestigd onderstaande tekst uit de originele akte:
Heden woensdag den zestienden september negentien honderd zes en dertig des namiddags ten een ure verschenen voor mij raden Koelino, buitengewoon ambtenaar van den burgerlijken stand te Banjoewangi, bij wettige verhindering wegens andere bezigheden van den gewoon ambtenaar aldaar, Willem Bos, geboren te Malang, oud achtentwintig jaar van beroep employe bij de Bataafse Petroleum Maatschappij wonende te Banjuwangi, te voren niet gehuwd geweest, meerderjarige erkende zoon van Theodorus Wilhelmus Bos, overleden, geboren uit de inlandse vrouw Markamah, wonende te Malang en Johanna Holtz, geboren te Soerakarta, oud drie en twintig jaren, zonder beroep, wonende te Banjoewangi, van te voren niet gehuwd geweest, meerderjarig dochter van Willem Frederik Holtz, overleden, en Marie Angelique de Bruin, wonende te Surabaya, welke personen mij verzochten over te gaan tot de voltrekking van hun voorgenomen huwelijk tot welk uit einde mij de volgende stukken zijn ter hande gesteld welke aan deze acte zijn gehecht, te weten:
Ten eerste:
Eene geboorte actie van den bruidegom
Ten tweede:
Eene geboorte acte van de bruid
Ten derde:
Eene doods actie van de vader van den bruidegom
Ten vierde:
De beschikking van den Raad van Justitie te Soerabaja dedato zesentwintigsten augustus negentienhonderd zesendertig waaruit blijktdat de doodsactie van wijlen Theodorus Wilhelmus Bos genoegzaam is verklaard om te dienen bij de voltrekking van het huwelijk van Willem bos met mejuffrouw Johanna Holtz
Ten vijfde:
Eene doodsacte van de vader van de bruid
Ten zesde:
Eene acte van toestemming van de moeder van de bruid
De afkondiging van dit huwelijk heeft zonder stuiting plaats gehad te Banjoewangi op den twintigsten augustus dezes jaars. De daarna door mij den bruidegom em der bruid in het openbaar voorgehouden vraag of zij elkander tot echtgenooten aannemen, en al de plichten door de wet aan den huwelijken staat verbonden getrouwelijk zullen naleven, door beiden bevestigd beantwoord zijnde heb ik in naam der wet uitspraak gedaan, dat zij door den echt aan elkander zijn verbonden, en zulks gedaan in tegenwoordigheid van Johannes Fols, oud een en vijftig jaar oud, van beroep inspecteur van politie der eerste klasse bij de stadspolitie te Banjoewangi en Johannes Anthonius Houtzamen, oud vijftig jaar, van beroep hoofdagent van politie, bij de stadspolitie te Banjoewangi, beiden wonende te Banjuwangi als getuigen.
Ik vind een bericht van dit huwelijk in de Indische krant van 16 september terug. Ook in de Haagse courant van 25 september en de Bredase courant van 8 oktober staan ze vermeld onder het kopje getrouwd in de rubriek berichten uit Indische bladen. Willem en Johanna zijn dol op elkaar. Dat zal hun hele huwelijk zo blijven. Ik hoor mijn tantes vertellen dat die twee voor elkaar leefden. De kinderen waren bijna bijzaak. Mijn oma noemt haar man lief of Pim. Pim omdat haar man dezelfde roepnaam Wim heeft als haar vader. Het verlies van Willem op 13 maart 1960 is een bittere pil voor Johanna en haar nog jonge gezin. Ook zijn portret kom ik op menig foto tegen in mijn grootmoeders huisje. Ik kan me de kleine jaren zestig doorzonwoning nog goed herinneren. De gang met trappenhuis en dat vreemde houten beeld van een butler met zwartgeverfd gezicht en dienblad ophoudend, op het toilet. Ik zie de teakhouten witte met bordeaux rode randen geverfde kledingkast van Willem dwars in de huiskamer met de voorkant naar achter en daar tegen een zwart lederen bank met stoffen rug en zitkussens met uitzicht op de straat nog helder voor me. Op een tafeltje naast die bank naar de gang stond de eerste communiefoto van haar moeder Marie Angelique. De televisie stond net als de draaischijf telefoon op een dressoir in de hoek van de muur tussen gang en woonkamer. Ik herinner me bij die telefoon nog een potje met gleuf om kleingeld in te doen. Tegen de andere muur stonden twee zwartlederen draaibare fauteuils. Op de salontafel lag een gehaakt wit kleed. Op de vensterbank had ze plantjes in potjes in plastic puddingverpakkingen en stopflessen met zelf gebreide jasjes. Je kon maar net tussen kast en schouw naar de achterkamer waar een ronde typisch jaren zestig tafel stond met daaromheen houten stoelen en leren zitvlak in pastelkleur. Op de tafel lag een groen dik tafelkleed met print. Ik las er mijn Donald Duck, speelde met autootjes en knutselde er naar hartenlust. Ik kon mezelf alleen erg goed vermaken terwijl oma zich bezig hield met haar dagelijkse huishoudelijke klusjes. Tegen de muur van de woonkamer en de keuken stond een kast met daarop en in haar theeservies. Ze maakte altijd thee met melk, suiker en een anijsblokje voor mij. Cola had ze nooit in huis. Wel de mierzoete rode en groene frisdranken variant van het Surinaamse Fernandez. Boven de kast hing een oude klok. Tegen de andere muur stond een oude televisiekast met daarin een oude buizenradio en platenspeler met LP´s van onder andere Jim, Reeves maar ook Shakin´ Stevens. De deuren van de originele inbouwkast in de hoek daar tegenover waren weggehaald zodat je via de achterkamer naar de keuken kon. Daar stond een grote kooi met papegaai Coco. Coco was grijs en kon naam zeggen. Ik vond hem als kind een beetje eng. Op een gegeven moment ging Coco dood. Er kwam geen andere voor in de plaats. Mijn vader bouwde vlak erna een serre tussen de keuken en de schuur. Dat werd op een gegeven moment mijn nieuwe speelplek. En zomers hoorde daar de tuin ook bij. Daar stond een prachtige Magnolia waar ze erg gelukkig mee was. Ik herinner me heel goed dat ze altijd Hollandse pot voor me kookte. Als de hele familie op bezoek kwam namen ze altijd het hele huis over en kookte oma Indisch. Dat vond ik maar niks. Ik had liever die rustige dagen dat ik er alleen kon zijn en gekookte aardappeltjes at met jus, en een schnitzel en doperwtjes met worteltjes uit pot. Ik logeerde altijd in de kleine voorkamer. Het bed waar ik in sliep was het oude bed van opa Willem. Er lagen twee matrassen op elkaar gestapeld. Dat sliep alsof je in een hotelbed lag. Aan de muur was een plank bevestigd met rails en gordijnen die je om het bed heen kon sluiten. Ik sliep er prinsheerlijk. Ik weet nog dat ze me altijd een plat klein kussen gaf. Een dikke was niet goed. Jouw oom slaapt zelfs zonder kussen, zei ze me een keer. Anders krijgt hij last van zijn nek! Voor het slapen gaan gaf ze me altijd een knuffel en kneep me in de wangen. Ze liet me altijd aan mijn neus trekken omdat die zo klein van formaat was. In de hoek van de kleine slaapkamer stond een teak houten ladekast. Het is later via mijn ouders bij terecht gekomen. Nu staat het bij mijn broertje in huis. Niet dat ik het niet wilde behouden, maar ik heb zo ongeveer als enige de meubels nog uit Indonesië. Dat wilde ik dus beter verdelen. Wat ik me nog het beste herinner zijn de talloze sleutelhangers in de vorm van allerlei figuren en poppetjes die in de hoek van de kamer hingen. Haar eigen slaapkamer lag naast de kleine kamer. Als ik er in het weekend logeerde lag ze ´s avonds altijd in haar bed en zat ik in de bamboe luistoel ernaast. Samen keken we dan naar series als Dallas en Dynastie. Ik weet nog zelfs de namen van de acteurs in de intro´s en aftitelingen. Ik herinner me dat ze in de badkamer een blauw badkuipje had waar een volwassene net in kon zitten. En die bruistabletten snapte ik nooit, totdat ze die een keer in een glas met water gooide voor haar kunstgebit. Ik heb haar overigens nooit zonder gezien. Op de voorkamer had ze naast een groot tweepersoonsbed in de hoek naar de gang een tafel staan met brood en beleg. Dat was ons ontbijthoekje. In de gang stond een koelkastje met boter, melk en eieren. De vliering op kon je alleen met vlizotrap. Er was ooit een actie dat je via boodschappen smurfen kon verzamelen. Daar hoorden ook kartonnen bouwpakketten bij van de smurfenhuisjes. Op die vliering stond een heel smurfendorp. Door haar zelf opgezet. Ik kan me ook de geuren in huis herinneren. Oma sliep altijd op een klein donkergroen satijnen kussentje dat rook naar tijgerbalsem, Japanse olie en weet ik wat voor andere middeltjes. Dat kussentje kreeg ik na haar overlijden. Het laatste jaar van haar leven kreeg ze kanker. Misschien had ze dat al wel langer. Ik weet er niets van. Ik weet nog wel dat ze op een dag uit haar bed was gevallen en haar heup gebroken had. Mij werd toen gevraagd om bij oma in huis te blijven om voor haar iets te kunnen halen als ze iets nodig had. Dat was voor mij een vreemde gewaarwording. Ik was andersom gewend. Maar al gauw bleek dat ze niet meer op zich zelf kon wonen. De laatste drie maanden van haar leven bracht ze door in het Bommels Ziekengasthuis in de Gasthuisstraat. In eerste instantie kwam ze terecht op een zaal met meerdere dames. Ik weet nog dat ze de hele dag heeft gehuild omdat ze dat echt niet wilde en zelfs mij smeekte om haar daar weg te halen. Met veel moeite kreeg mijn vader uiteindelijk een eigen kamer voor elkaar. Ik was op dat moment al een beetje vervreemd van mijn oma. Ze was uiteraard alleen nog maar bezig met haar eigen ellende. Haar huisje in de Fazantstraat werd opgeruimd. Oom Bert was er ook bij, overgekomen uit Amerika om zijn moeder nog een laatste keer te ontmoeten. Ik weet nog dat we in haar slaapkamer de vloerbedekking los hadden getrokken en de laatste lijmresten aan het wegschrapen waren. Toen hij weer vertrok nam hij afscheid, en wist dat hij haar niet meer zou zien. Kijk naar jouw broertje, had ze hem gezegd. Hij kreeg er kippenvel van. In 2006 vroeg ik hem wat ze daar mee bedoeld had. Dat wist hij eigenlijk nog steeds niet. Hij sprak tot mijn verrassing veel vanuit de Bijbel. Daar was hij in begonnen na het overlijden van zijn jongste dochter Jolanda in 1998. Ze had leukemie. Oma sprak ook heel veel uit de Bijbel. Ik had dus een flashback. Ze was katholiek opgevoed en ging ook braaf naar de kerk. Er is een moment geweest dat ze via vrienden zelf een Bijbel kreeg omdat ze veel vragen had waarop ze geen duidelijke antwoorden wist te krijgen. Ze zullen uit de protestantse hoek zijn geweest. Het ging mis toen ze doorkreeg dat de pastoor op bezoek vooral uit was op de borreltjes en niet zozeer de inhoud van Het Boek. Daar kwam ze achter toen ze hem confronterende met serieuze vragen en hij geen bevredigende antwoorden in huis had. Vanaf dat moment nam ze afstand en volgde voortaan haar eigen interpretatie. God is overal en hij ziet alles! Gestraft zal je worden voor je slechte daden! Ik weet nog dat ik als kleine jongen een beetje bang was van God. Want hij was overal. Dus ook in de woonkamer van oma als ’s morgens de lichten nog uit waren en de gordijnen dicht! Mijn vader heeft die Bijbel nu. Ik zie er talloze aanhalingen en aantekeningen terug in haar voor mij herkenbare handschrift. Ze verdween uit mijn leven toen ik ongeveer aan mijn pubertijd begon. Ik weet niet of ze met die verandering zou kunnen hebben omgegaan. Ik weet ook niet of ik dat had gekund. Ik was dan wel haar lieveling, maar ik weet hoe ze kon zijn tegen mensen die dat niet waren. Mijn moeder kon bijvoorbeeld niets goed doen in haar ogen. Dat vertelde ze mij dan ook. Ik weet dat mijn vader haar daar mee heeft geconfronteerd. Anderzijds nam ze het ook weer voor zijn huwelijk. Toen mijn vaders gescheiden jeugdliefde uit Indonesië hem op kwam zoeken, was ze er als de kippen bij om haar duidelijk te maken dat haar zoon al was getrouwd. Wat ik zelf het minst leuke vind aan mijn herinneringen aan oma is dat ze mijn broer in tegenstelling tot mij afwees. Ze moest hem niet. Hij huilde altijd en was erg aanhankelijk. Hij kwam er ook niet vaak. Mijn broer en ik schelen precies een jaar en zaten gedurende de lagere school zelfs bij elkaar in de klas. Toen snapte ik dat niet maar als ik terugdenk begrijp ik echt niet wat haar heeft bezield. Ik weet dat de oudste dochter van mijn oom Bert ook haar lieveling was. Haar zusje Jolanda moest ze ook niet. In 2001 bezocht ik hen. Ik heb toen met mijn tante veel gesproken over de familie. Die vertelde me dat Jolanda het ook altijd heeft moeten ontgelden, en op een nog ergere manier ook. Ze stuurde haar zelfs brieven om duidelijk te maken dat ze het niet eens was met haar voorgenomen huwelijk, omdat zus Anita eerst aan de beurt was. Onbegrijpelijke acties van een vrouw die zo lief kon zijn voor haar lievelingen. Nu ik zelf getrouwd ben met een Balinese leeftijdsgenoot en met haar twee kinderen al weer wat jaartjes onder een dak vertoef, merk ik dezelfde trekjes. Ze heeft ook haar favorieten. Niet tussen haar eigen kinderen, maar wel onder andere kinderen om haar heen. Misschien toch een karaktertrekje? Zij vertelt me dat het in Indonesië de gewoonste zaak van de wereld is om als oma je favorieten te hebben. Ik schrik er van en vertel haar wat dat in sommige situaties kan brengen. Gelukkig vind ze dat ook erg.
Mijn oma heeft pech gehad met haar vader. Die deugde niet en was er nooit. Gelukkig kwam ze een man tegen die wel deugde en waarmee ze een gelukkig huwelijk had.
Onder rapport en verklaring Zaalbergschool.


Akte van overlijden:

Willem Frederik Holtz
Balongbendo 07-02-1871
Vader Willem Frederik Holtz is geboren te Balongbendo op 7 februari 1871 als oudste zoon van Johan Adam Holtz en de Indonesische Kasimah. Willem Frederik meldt zich op zijn 17e vrijwillig bij het KNIL te Surabaya als fuselier bij het 3e Depot Bataljon. Kennelijk vind vaderlief dit een goed idee en plaatst WIllems jongere broer Johan Louis bij het korps pupillen te Gombong tegen betaling. Willem Frederik heeft in 1893 een relatie met de inlandse Rantjiem. Het jaar daarop wordt te Tandjoeng, Borneo op 14 augustus een zoon geboren genaamd Chris, Christiaan Johan, Willem Frederik is militair van beroep, onderofficier, en gedurende vier jaren belast met de administratieve werkzaamheden van het detachement te Tandjoeng, op de zuidooster afdeling van Borneo. In 1897 wordt een dochter geboren genaamd Maria Wilhelmina. Ze krijgt de roepnaam Ietje. Het jaar daarop wordt te Poerwoasri op 17 oktober dochter Emma geboren. Willem Frederik wil er niets van weten en erkent het kind dan ook niet. Het is uiteindelijk jongere broer Johan Louis Holtz die het kind adopteert en erkend. Op 12 mei 1901 te Surabaya neemt Willem Frederik afscheid van zijn loopbaan als militair en mag een jaarlijks pensioen ontvangen van 270 gulden.
Op 21 februari 1903 wordt te Kepek Rantjiem als overleden vermeld. Het is in die zin cru omdat hij 5 dagen later trouwt met een ander. Willem Frederik en de zeventienjarige Marie Angelique de Bruin trouwen met toestemming van haar ouders op 26 februari te Soerabaja Willem was voor zijn huwelijk schrijver bij den Commandant der 3e Militaire Afdeling. Daarna portier bij het Marine Establishment. Op 14 september 1904 wordt zoon Johannes Pieter Willem, geboren, bijgenaamd Jopie. In 1906 doet hij een verzoek om te worden benoemd tot adjunct administrateur,
29 maart 1906 aan Zijne Excellentie den Goeverneur Generaal van Nederlandsch Indie.
Geeft met verschuldingen eerbied te kennen W.F. Holtz, portier bij het Marine Estabishmentte Soerabaja; dat hij gaarne wenscht over te gaan bij den pandhuisdienst; dat hij thans bezoldiging geniet van Fl 145 ‘s maands; dat hij vanaf 1 juni 1905 recht heeft op de aan deze betrekking verbonden derde tractementsverhoging van Fl 10 zoodat zijn tractement Fl 155 zal bedragen; dat hij in verband hiermede verneemt de voorkeur te genieten voor eene benoeming tot adjunct administrateur bij de Gouvernements pandhuizen; dat hij zijns inziens
voldoet aan de aan bovenbedoelde betrekking verbonden eischen; dat hij ook in verband hiermede betere vooruitzichten zal hebben dan in zijne tegenwoordige betrekking; dat hij dertien jaren lang als militair heeft gediend; waaronder als oudst aanwezige onderofficier gedurende vier jaren belast was met de administratieve werkzaamheden van het detachement te Tandjoeng, Z/O Afdeling van Borneo; dat hij het laatst gedurende twee jaren geemploijeerd was als schrijver bij den Commandant der 3e Militaire Afdeling op Java te Soerabaja; dat hij zich in al deze betrekkingen steeds heeft doen kennen als een eerlijk en betrouwbaar; reden waarom adressant zich onder overlegging van de bescheiden tot Uwe Excellentie wendt met het eerbiedig verzoek hem wel te wilen benoemen tot adjunct administrateur bij de Gouvernement pandhuizen.
Soerabaja, 9 juli 1905, ‘t welk doende Holtz.
In datzelfde jaar doet hij een 1908 verzoek tot eervol ontslag bij het Marine Etablissement, 12 juni 1908.
Zaterdagmorgen 23 Mei jl vervoegde de portier W.F. Holtz zich voor den aanvang der werkzaamheden op het Marine Etablissement bij den opziener van politie met de mededeeling dat hij verder niet meer op zijn post zou komen, doch die morgen een request tot ontslag-aanvrage zou indienen, daar hij elders een betrekking kon krijgen. Daar hij ten 6 uur 30’ als portier op wacht moest komen, werd hem namens den officier van politie, toen hij ten half 8 nog niet uitgekomen was, schriftelijk gelast te werk te komen; doch het bleek dat hij zich reeds naar de bovenstad had begeven, zoodat deze lastgeving hem eerst later bereikte. Aan den inlandschen oppasser die dat schrijven overbracht, werd toen door Holtz’s vrouw in een open couvert, zonder adres, een request meegegeven, ten einde dit aan Uwe Excellentie door te zenden. Namens den officier van de politie werd dit request terugberzorgd met de mededeeling het of persoonlijk bij hem in te dienen of het behoorlijk voorzien van een adres en begeleidend schrijven met verzoek tot doorzending; waarop aan de overbrenger van die boodschap door Holtz mondeling werd medegedeeld dat “wanneer men het hier zoo niet wilde doorzenden, hij het wel zelf aan den Admiraal zou sturen”. Vervolgens werd door mij een officieel schrijven aan Holtz gezonden, waarin ik hem gelastte direct te werk te komen, daar ik anders zijn ontslag uit den dienst zou aanvragen met een voorstel om daaraan geen clausule “eervol” toe te voegen. In stede van te werk te komen, ontving ik als antwoord een schrijven, waarvan U hierbij een afschrift beleefdelijk wordt aangeboden. Bij monde van den opziener van politie heb ik hem toen laten aanzeggen dat hij (Holtz) eerst behoorlijk te werk moest komen en dan zijn request, alsmede een verzoek om verlof, kon indienen, waarop hij o.a. antwoordde “dat hij niet meer te werk kwam”. Vervolgens bekomen inlichtingen heeft hij ook heden de stad verlaten en zou hij naar Bondowoso zijn vertrokken. Een en ander gaf mij aanleiding U te telegrafeeren zijn rechtstreeks ingediende ontslag-aanvraag aan te houden tot ontvangst van dit schrijven, terwijl ik, in verband met het bovenstaande en met beleefde referte aan mijne missives dd 2 maart 1908 No 700, 24 Maart 1908 No 888 en 2 Mei 1908 No 1208, vermeen Uwe Excellentie te moeten voorstellen genoemden portier Holtz, afgescheiden van zijn verzoek om ontslag, met den datum van 23 Mei jl. uit den dienst te ontslaan, zonder aan het ontslag de clausule “eervol” toe te voegen.
In 1909 wordt op 23 juni een dochter geboren genaamd Francisca Johanna Angelique, met de bijnaam Frans. In 1911 wordt op 30 september te Ngandjoek een dochter geboren genaamd Sylvia Simone, met de bijnaam Onne. 1913 is het jaar dat dochter Johanna is geboren. Als laatste wordt zoon geboren genaamd Isidoor en zoon van een andere moeder. Als Willem Frederik in augustus 1916 in zijn functie het personeel van de Hollandsche Aanneming Maatschappij moet uitbetalen, raakt hij betrokken bij een ongelukje. In het gerechtelijk archief vond Rinus Holtz daarover het volgende:
1916 Besluit van Directeur der Burgelijke Openbare Werken van 10 Augustus 1916 De Europeesche klerk (Willem Frederik Holtz) bij den dienst der havenwerken te Soerabaja begeeft zich maal 's maands, vergezeld van een inlandsche schrijver (Alimoen), per roeiboot naar de baggerwerkuigen van de Hollandsche Aanneming Maatschappij, voor uitbetaling der loonen van de door den Directeur van bedoelde haven ter uitoefening van controle op die vaartuigen geplaatste mandoers. Bij dezer tochten had men zooals ter besparing van tijd reeds vaker gedaan, de tambangan aan een door een sleepboot naar het havenbassin terugvarende ledige modderbak van de Hollandsche Aanneming Maatschappij bevestigd, ten einde op die wijze ruim 2 km te kunnen worden medegenomen. Een uitvarende sleepboot der meer genoemde aannemersmaatschappij, welke een gevulde modderbak sleepte, kwam bij die gelegenheid in aanvaring met de tambangan waardoor laatstbedoeld vaartuig omsloeg en de inzittenden te water geraakten. Met uizondering van een der inlandsche roeiers, die verdronk, werden alle opvarenden gered, doch hunnen kleederen, geld en verdere bezittingen welke zij bij zich droegen gingen verloren. Aangezien noch van de Hollandsche Aanneming Maatschappij, noch de leden der bemanning van de roeiboot voor het ongeval verantwoordelijk kunnen worden gesteld, of hun een verwijt van onvoorzichtigheid kan treffen, doet de Directeur der haven het verzoek de opvarenden van de tambangan schadeloos te stellen voor de door hen bij de overvaring geleden verliezen:
Willem Fredrik Holtz, klerk
1 gouden bril Fl 22,50
2 gouden kraagknoopen Fl 10
1 horloge Fl 8,50
1 jas + 1 broek Fl 14
Totaal Fl 55 Toegekend: Fl 51
Alimoen, schrijver
1 kain Fl 5
2 sandalen Fl 2
1 horloge Fl 5
Totaal Fl 12 Toegekend: Fl 10,25
Masahat, roerganger
Loon van 16 dagen Fl 16
1 jas Fl 3,50
3 hoofdoeken Fl 4,75
1 sarong Fl 3
1 buikband Fl 2,75
2 sandalen Fl 2
Totaal Fl 32 Toegekend: Fl 28
Slamat, roeier
1 sarong Fl 5
1 hoofddoek Fl 1,75
1 jas Fl 3,25
2 broeken Fl 1,45
1 bril Fl 2
1 kousenhemd Fl 1,55
Totaal Fl 15 Toegekend: Fl 11,75
Rail, roeier
loon van 16 dagen Fl 12,80
1 zijden sarong Fl 6,50
2 gewone sarong Fl 2,25
2 sandalen Fl 2
Totaal Fl 23,55 Toegekend: Fl 20,85
Artawi, roeier
loon van 16 dagen Fl 12,80
1 sarong Fl 1,50
2 sandalen Fl 1,75
Totaal Fl 16,05 Toegekend: Fl 15,25
Sariman, roeier
loon van 16 dagen Fl 12,80
2 sarongs Fl 2,50
2 hoofddoeken Fl 3
2 sitsen baadjes Fl 1,20
1 horloge Fl 1,20
Totaal Fl 20,70 Toegekend: Fl 19
De sexuele escapades worden echtgenote Marie Angelique teveel. In 1923 vraagt ze om een echtscheiding. Willem Frederik was een rokkenjager.Niet geliefd als vader. Is dat een karakter trek? Hij heeft het niet van zijn vader of inlandse moeder. Als zij zich bekeerd tot het christendom trouwen ze in 1881 zelfs voor de wet.
Foto rechts v.l.n.r. Frans Joseph de Bruin met zijn vrouw, daarvoor zittend moeder Johanna Francisca de Bruin / Bommezijn, gevolgd door Willem Frederik met zijn vrouw Angelique de Bruin en zoon Jopie. Foto links Willem Frederik met zijn broers.



Aanmelding van Willems jongere broer Johan Louis Holtz bij het korps pupillen

Extract KNIL Louis Gustaaf Carel Holtz

Onder een akte van overlijden, overgenomen uit de officiële burgerlijke stand en gelegaliseerd .

Johan Adam Holtz
Amboina 1838
Dankzij een latere brief van moeder Sara Abel weet ik dat Johan Adam Holtz in 1838 is geboren. Zijn ouders waren op dat moment in Amboina. Na het overlijden van vader Friedrich Wilhelm in 1843, schrijft een zendeling collega, dat de pas geworden weduwe zich spoedig naar Saparua zal begeven om zich te bekommeren over haar spullen. Met een klein pensioen betaald door de Zendelingenraad uit Rotterdam weet ze het met haar zoontje te redden. Ze zal zich op Amboina hebben gevestigd, het eiland waar ze zelf vandaan komt en vermoedelijk ook familie heeft. Het geluk komt weer in haar leven. Op 28 november 1846 treedt ze in het huwelijk met weduwnaar Fredrik Petrus Paul. Hij was het jaar daarvoor getrouwd met Johanna Catharina Malensky. Ook toen was hij al weduwnaar van Antje Liedericht. Met haar had hij in ieder geval een zoon. Ik vind 2 overlijdensdata van een Sara Abel op Amboina. Een uit 1853 en een uit 1872. In het eerste geval is Johan ook zijn moeder vroeg verloren. Dat dit klopt denk ik omdat ik er een beetje vanuit ga dat Johan Adam zijn moeder niet zomaar in de steek zal laten. Voor echtgenoot Fredrik Petrus Paul zal dit zijn vierde overleden echtgenote zijn geweest als hij haar al niet voor is gegaan. Ik kan er helaas niets over terug vinden. 17 jaar later duikt de naam van Johan Adam op als zelfstandige inwoner van het Molukse eiland Amboina. Ik lees het in de Almanak van het jaar 1860. Vreemd is dat hij de naam Demertius als tweede naam gebruikt. In de almanak van 1866 duikt diezelfde naam op in het naamsregister in Sidho-Ardjo. De naam Demertius verdwijnt vanaf de uitgaves van 1867. Hoewel ik best nieuwsgierig ben naar de aard, beschouw ik het als een tijdelijke bevlieging. In ’68 woont hij in Surabaya. Het jaar daarop is Johan Adam te vinden in Modjokerto. Hier ontmoet hij de inlandse Kasimah. Op 7 februari 1871 wordt te Balongbendo hun eerste zoon Willem Frederik geboren. De regerinsalmanak meldt dit pas in 1876. Johan Louis wordt op 19 april 1874 te Surabaya op de wereld gezet. Het gezin verhuisd naar Berbek. De erkenning van zoon Adolph Frans Gotlieb staat vermeld op 15 april 1877. Dochter Henriette Paulina wordt erkend op 25 december 1879. Het gezin woont weer in Surabaya. Dan volgt hun huwelijk. Helaas overlijdt dochter Henriette Paulina op 18 april 1881, een maand na het huwelijk. Een huwelijksbaby volgt, dochter Pietronella Christina ziet het levenslicht op 14 december 1882. We zijn nog steeds in Berbek. In 1885 wordt op 12 oktober zoon Louis Gustaaf Carel geboren. 11 juli 1888 is het geboortejaar van zoon Frederik Bernhard Hendrik. Hij wordt te Ngandjoek geboren. Er moeten nog een Harry en een Jan geboren zijn. Rinus Holtz heeft er geen verdere informatie over. Ik ken alleen de foto van de vijf Holtz broers. Johan Adam overlijdt te Ngandjoek op 20 september 1892, 54 jaar oud. Als hij geen pensioen krijgt zullen de oudste zoons de lasten moeten dragen. Moeder Maria Wilhelmina Kasima overlijdt op 27 oktober 1914. Ze is dan 67 jaar oud. Het opschrift op hun grafstenen luidt:
- Hier rust / J o h a n A d a m H o l t z / overl. 20 Sept. 1892 /
in den ouderdom van / 54 jaren / Diep betreurd door zijn / echtgenoot / en kinderen.
16, Hier rust / M a r i a W i l h e l m i n a H o l t z / overleden te
Ngandjoek 27 Oct. 1914 / in den ouderdom van 67 jr / diep betreurd door hare kinderen en kleinkinderen.
Het lijkt me een mooie gedachte dat Johan Adam een man was met een zacht karakter en een romantische inslag. De Javaanse moeder van zijn kinderen verklaart hij in 1882 de liefde door haar na bekering tot het Christendom te huwen. Ik kan me niet voorstellen dat zij dit zelf in de hand heeft gehad. Hun grootvader Holtz hebben de broers nooit gekend. Zelfs voor Johan Adam is zijn vader een schim uit zijn vroege jeugd. Dat hij een zendeling was, zal zijn moeder hem verteld hebben. Ze zal hem nog meer verhalen hebben verteld. Maar van sommige feiten weet ook zij niets.
Onder een bericht uit het Soerabaijasch handelsblad van 22-03-1881 dat in de editie van 23-03-1881 wordt herhaald..



Friedrich Wilhelm Holtz
Friedrich Wilhelm Holtz is in 1799 geboren in Nehdau, een dorpje in de buurt bij het huidige Kaliningrad. Zijn ouders waren Johan Gottlieb Holtz en Regina Springer. In die tijd maakte Kaliningrad onderdeel van het Pruisische rijk en luisterde het naar de naam Koningsbergen. Van zijn ouders zijn behalve de namen niets bekend. Over Friedrich Wilhelms jeugdjaren is ook niets bekend. Blijkbaar heeft hij goed onderwijs genoten en werd als ijverige leerling opgemerkt. Friedrich Wilhelm kwam in zijn jonge jaren namelijk bij het zendelingeninstituut in Berlijn terecht, gerund onder de bezielde leiding van pastor Johann Jänicke, die in 1823 ook de bekende kleermakerzoon Karl Friedrich August Gützlaff onder zijn hoede kreeg, naar aanbeveling van koning Friedrich Wilhelm IV van Pruisen. Blijkbaar was de koning onder de indruk van een versje, dat Gützlaff naar hem toe had geworpen, tijdens een huldiging in Stettin. Omdat Duitsland zelf geen koloniën bezat, werden studenten uitgewisseld met oa Engeland en Nederland. Zo kwam Friedrich Wilhelm in 1830 in Rotterdam terecht. Hier ontving hij een opleiding. In 1832 wordt na twee jaar opleiding in Rotterdam een zendeling weggestuurd om als eerste Holtz voet aan Indische wal zetten.
Ik vind Friedrich Wilhelm terug in het boek ‘De Bevolking van Saparoea.’ De letterlijke tekst luidt:
Johan Gotlieb Holtz. Hij trouwde met Louisa Regina Springer. Uit dit huwelijk:
Friedriech Wilhelm Holtz, geboren in 1797 of 1798 te Nehdau?, overleden op 5 juni 1843 te Ambon, zendeling-leraar (1836, 1843), wonende te Timor-Leti en te Saparoea. Hij is getrouwd op 27 oktober 1836 te Ambon met Sara Abel, geboren in 1813 of 1814 te Ambon, overleden aldaar. Overleden 6-6-1853 of 3-2-1872 te Ambon
In april 1832 werd Friedrich naar de Zuidwestereilanden gestuurd. Eenmaal aangekomen te Perapatan schrijft hij de volgende brief:
-----------------
Weledele Heer!
Het is mij aangenaam, dat ik voor des Heeren goedheid in gelegenheid ben U wel Edele te kunnen melden van onze reis en gelukkige aankomst in Batavia. Reeds stond ik in twijfel of U weledele met dezen brief niet ook een uittreksel uit mijn journaal zoude toezenden, maar na te hebben geraadpleegd met de andere broederen, kwamen wij overeen voor deze keer dat nog niet te doen, omdat vooreerst de Heeren bij ons vertrek een verslag van onze werkzaamheden wilden hebben, waartoe zich op het schip voor ons weinig of geen gelegenheid daarbood, ten anderen zoude het de Heeren zelfs lastig zijn, van ons 6 over eensoortig onderwerp te lezen. Overigens heeft broeder Gerike van alles, wat er op onze reis voorgevallen een verhaal aan het waarde Genootschap te Rotterdam gezonden waarvan ik hoop het U weledele zal voldoen. Dus zal ik maar eenige punten daarvan noemen om zoo in het kort U weledele te laten hooren van onze reis en andere omstandigheden die ons ontmoet zijn. Zoo als U weledele weet gingen wij op 24 april, na dat wij ons aan de almagtige hands Gods hadden aanbevelen, met zuidoost wind in de zee. Het weer was aangenaam en onze harten waren verblijd dat nu het heugelijke tijdstip voor ons genomen was om uit te gaan en den armen heidenen het Evangelie te kunnen verkondigen. Binnen 5 dagen waren gelukkig de kanaal La Manche gepasseerd. In de Spaanse zee gekomenzijnde kregen reeds met tegenspoed te worstelen, want de wind werd ons regt tegen en wij moesten laveerenwaarbij wij echter in 10 dagen wegens de hooge golven meer terug dan voorwaarts gingen. Den 8 mei werd de wind goed en wij legden bijna in ieder wacht 8 tot 9 mijlen terug, welke dan ook bleef aanhouden, tot dat wij de Canarische Eilanden paseerd waren. Maar nauwelijks hadden wij dezelve achter ons of wij kregen met stilte te worstelen wanneer eens ook op eenige dagen de wind schraal waaide keerde dezelve weder terug voordat wij eerst in 42 dagen de linie bereikten. Iedereen van ons geloofde nu, dat wijeen lange reis zouden hebben, maar aan de Kaap gekomen zijnde verblijde ons de Heer met beter wind. Wel hadden wij hier dikwijls zeer stormachtig zoodat wij meenigmaal in de grootste onrust zatten. Echter liepen wij daarbij ook vliegende door. Zaterdag 11 augustus kwamen wij des namiddags om 2 uur in de straat Lundan en tegen 5 uur waren wij reeds voor Angor, waar, omdat eene gehele stilte intrad bedanker, na verloopvan 109 dagen, ten eerste weder nergens laten werd, en den 17 kwamen wij op de reede voor Batavia. Oh hoe konden wij hier den Heer danken voor alle goedheid welke hij gedurende 115 dagen aan ons had bewezen. Nauwelijks waren de ankers geworpen zoo kregen wij van Domine Lenting eenen brief waarin hij ons meldde, dat hij onzen brief van Angor had ontvangen en dadelijk voor ons logement gezorgd, te weten bij den Eng. Zendeling Medhurst. Om 5 uur des namiddags gingen wij met den kapitein in de stad en reden van daar naar Parapatan, dat nog 2 uren verder is. Hier werden wij van den heer Medhurst en zijne vrouw vriendelijk opgenomen en genieten toto heden veel liefde en vriendschap. Den volgenden dag gingen wij tot tot. D.Lenting, die zeer verblijd was over onze aankomst, en ons raadde met de eerste beste gelegenheid naar Soerabaia te gaan vertrekken omdat daar eerder gelegenheid is te krijgen naar Timor en dan ook kooper te leven is dan hier in Batavia. Hiertoe bood zich ons ook een gunstige gelegenheid daar. De kapitein van der Zweep van dat schip waar wij 4 maanden logeerd hebben , gaat naar Soerabaia om daar lading in te nemen, met welken wij , zoohet den heer behaagt, de aanstaande week willen onze reis voortzetten. Bij onze aankomst hier in Parapatan werden wij niet weinig verlegen toen wij van heer Medhurst hoorden dat de geliefde broeder Tereinden voor omtrent 8 weken overleden is, waarvan U weledele zeker zult gehoord hebben. Oh wie hadde dat gedacht! Daar hij een man was die nog in de beste jaren van zijn leven stond en een nuttig werktuig inde hand des Heeren was en groot zal dan ook het verlies zijn, zoowel voor zijne gemeente en betrekkingen, als ook voor ons, daar wij onder zijne opzicht veel zouden hebben kunnen leeren. Broeder Heijmering heeft ondertusschen zijne plaats vervangen. Bouwers heeft zich hier meerdere eilanden opgehouden en is thans te Soerabaia. Waarschijlijk gaan wij met hem en met de zuster A.van der Veer, die ook nog daar is, tezamen naar Timor. Aangaande het studie op het schip kan ik U weledele niet veel bijzonders schrijven, dewijl het lezen aldaar met veel onrust verbonden is, echter heb ik gedaan zoo veel mij mogelijk was. Gewoonlijk als het weer goed was, bragt ik 2 uren des dags met lezen en nadenken over den Bijbel door, repeteerde hetgeen wat wij bij onze waarde leeraars geleerd hadden, en den overigen tijd des dags besteed ik met lezen andere nuttige boeken. Zondags hebben wij onder ons bij beurt een stichtelijke predikatie gelezen en door gebed en gezang zoo veel mogelijk ons zoeken op te beuren. Hiermede eindig dan dezen letter in de hoop dat Uweledelen onszelven in goeden welstand zult ontvangen. Tot hiertoe heeft het de MAR met mij welgemaakt, waarvoor ik mij verpligt voele nu ook den overigen tijd mijns levens tot zijnen Dienst en eer te besteden. Niets blijft mij te wenschen meer overig, dan dat ik maar eerst in staat mocht zijn met de nog in diepe ellende gedompelde heidenen in hunne totaal over hunne eeuwige belangen te kunnen spreken. Zoo veel als het maar mogelijk is zal ik mij op de Mailaische taal toeleggen, waartoe ik Uweledele hartelijk verzoek voor mij tot den heer om zijnen Goddelijken bijstand te smeeken na mij verder in Uweledele gunst bevolen te hebben, noem ik mij met achting
Uwe gehoorzame dienaar Fried. Wilh. Holtz Parapatan 22ste Augustus 1832
-----------------
(Bron: 1102-1 Raad voor de Zending: rechtsvoorgangers, 1435 Holtz, F.W., zendeling op Leti en Saparua: dagboeken, 1832-1844)
Op 12 december 1832 vind te Surabaya een huwelijk plaats tussen Friedrich Wilhelm Holtz en Friederika Rashorn. Frederika gaat met hem de zuidwesterelanden af. In 1834 bevinden ze zich op het Molukse eiland Leti (vlakbij Timor). In dit jaar beschrijven zowel Holtz als zijn zendelingbroeders dat hem iets tragisch is overkomen. Wat het is wordt niet verwoord maar vermoedelijk is Frederika klaar met dit leven en staat op het punt haar man te verlaten. Een Friederika Rashoorn duikt weer op, op 27 november 1844 omdat ze in het huwelijk treedt met ene Thomas Viering. Het jaar daarop op 13 december, worden zij met twee kinderen in Tanara vermoord door opstandige inlanders. Kennelijk is Friedrika van Friedrich weggegaan omdat ze de barre omstandigheden op de vele eilanden niet aankan. Onder een krantartikel uit 1846 over Friederika Rashorn en haar echtgenoot Thomas Viering. Het artikel beschrijft dat zij twee kinderen hebben. Als deze kinderen na het huwelijk zouden zijn geboren, moeten zij niet ouder geweest zijn dan een jaar. Het kan natuurlijk ook zijn dat Frederika Thomas huwde met een kind uit een vorig huwelijk. Dit zou dan een kind van Friedrich Wilhelm geweest kunnen zijn.
Javasche courant 10-01-1846
Sterfgevallen. Op den 13den December 1845, zijn op hun landgoed Tjikandé Oediek inde residentie Bantam , aan de gevolgen van aan hen gepleegde geweldadigheden , overleden mijn zeer beminde behuwdbroeder en zuster, de heer Petrus Jacobus Kamphuis, oud 46 jaren en deszelfs echtgenoote vrouwe Anna Elisabelh Reisweber von Schdffer, oud 30 jaren, benevens hunne vijf geliefde kinderen Johanna Adriana oud 8 jaren, Augusla Wilhelmina oud 7 jaren, George Eduard Petrus oud 6 jaren, Antoinetta Jacoba oud 3 jaren en p'rederika Henrietta oud 2 jaren. Hunne door wonden en gruwelijke mishandelingen bijna onkenbare ligchamen wraren door de geweldenaren inde nabij het landhuis van Tjikandé Oediek stroomende en in zee'uitloopendc rivier Tjidoerian gesleept, om zoo mogelijk den naastbestaanden den troost te doen derven het stoffelijk overschot dier ongelukkigen een eerlijk graf te kunnen toewijden. Maar! Gods wil heeft het anders beschikt, en Zijn Almagt onzen braven en opregien vriend in nood , den heer Cornelis Treurniet te Tanara, wien ik daarvoor hierbij openlijk mijnen dank toebrenge, ondersteund in zijne edele pogingen om hunne lijken weder te vindsn en , ongeacht de bekrompen© middelen , welke dien edelen menschenvriend daar Ie dienste stonden , dezelven inden schoot der aarde op eene zeer ordelijke wijze eene laatste rustplaats te bereiden. Elk weldenkend mcnsch «al gewis beseffen hoe grievend deze ramp is voor mijne zeer geachte behuvvdmoeder, mevrouw de weduwe Kamphuis, in haren tachtigjarigen ouderdom, voor mijne cchtgenoote en voor mij zelven, met die ongelukkige steeds door onderlinge liefde en eensgezindheid innig vereenigd. Alleen in het vertrouwen op Gods goedertierenheid, inde hope op een zalig wederzien , berusten wij met eerbied in Zijn altijd wijs raadsbesluit en vinden wij troost in dit verschrikkelijk lotgeval. Hem tevens dankende, dat hij drie der kinderen van onze zoo geliefde betrekkingen met name: Anna Suxanna Elitabe/h oud 12 jaren, Georgina Ama'ia Petroncl/a oud 10 jaren en Hermina Elisabelh oud 9 maanden, op eene wonderdadige wijze door de groote tegen woord igheid van geest van eerstgenoemde uit het gevaar heeft willen redden en', bij het verlies vaneen liefderijken , zorgvolicn vader en eene trouwe, voorbeddelooze moeder, aan onze zorg wil toevertrouwen. Van de opregte deelneming onzer talrijke vrienden overtuigd , verzoeken wij van brieven van rouw beklag verschoond te blijven. Met onderling goedvinden zal gcene uiterljjke róuw worden aangenomen. Behalve onze ongelukkige familie betreuren wij tevens het even rampvolle lot van de heeren Simon Soesman Pes administrateur , Thomas Viering echtgenoote en twee kinderen
Friedrich ontmoet intussen Sara Abel, een nakomeling van gemengde afkomst. Zij trouwen dus te Ambon op 27 oktober 1836. In 1838 bevalt zij van een zoon genaamd Johan Adam. De voornamen lijken als je het mij vraagt een verwijzing naar beide grootvaders. Het evangelie wordt verder verspreid:
-----------------
Document 146. B.N.J. Roskott, gedelegeerde van de Subcommissie van onderwijs, Verslag van een schoolinspectie, gehouden in januari, februari en maart 1849 op het eiland Ambon.
[Note 1297 Dat was al eerder gebeurd. Tijdens zijn bezoek aan Awaiya (ook Awahia) in 1841 noteerde Luijke over het hoofd aldaar: “Hij verhaaldet ons ook, dat voor eenige maanden geleden, de gedoopten van Elpaputij, met eene groote magt gekomen waren en een menschenhoofd van zijne negerij geëist hadden, en zij toen uit vreeze eene slaafin, aan hen overgegeven hebbende, dadelijk het hoofd hadden afgenomen en naar Elpaputij gebragt, om daar een nieuw raads en afgodshuis (balejoh) op te fondeeren. – – – Kort daarna hielden wij godsdienst oefening [in Elpaputih], waarin Br. Holtz voorganger was, en ik de kinderen doopte. Daarna kwamen wij in de gelegenheid, om de hoofden en die hen omringden onder het oog te brengen, wat wij van hen op reize en onderscheidene plaatzen vernomen hadden. Op de vraag aan hen, of zij voor eenigen tijd te Awaija geen hoofd geëist en genomen hadden, zwegen zij allen geheel stil. Waarop wij hen verders vermaanden en zeiden waarom wij onder hen geen Avondmaal vermogten te vieren, ja dat wij zelfs gehuiverd hadden om hunne kinderen te doopen. Onder alle vermaningen die wij hen gaven, zwegen zij stil. Want om het Heilig Avondmaal, dat ons leert onzen evenmensch lief te hebben en zijn geluk te helpen bevorderen, te bedienen aan hen die met het teeken kakijan (verbond om hoofden te snellen) op den borst geprikt liepen, zou toch wel parelen voor de zwijnen geworpen zijn”. Zie sub 5 dec., Luijke, Extract-Journaal jan. - dec. 1841, 2/2/1842, ARvdZ 24/5.]
-----------------
Document 105. Journaal van zendeling J.J. Bär sr, lopende van 1 maart 1841 tot 1 januari 1842
Sept. 3.
Dezen morgen als de godsdienst geëindigt was zoo kwam Br: Wilken tot my en maakt aan my bekent, dat dezen morgen de Broederen Luijke en Holtz enz: hier aangekomen zyn enz: geheel verrassend voor my – en nog meer daar deze 2. broederen dadelyk in myn huis kwamen en br: Luijke my bekent maakte dat Zyne L: Echtgenoot en Kinderen en ook Br A. Dommers overleden zyn. Wy weenten te zamen als Kinderen – te meer daar het te Letty en Moa ook zoo ellendig gesteld is met het Godsdienstige. Br: Luijke en Holtz bleven by ons 8 dagen tot dat zy een huis konten huren – die wy ook met veel liefte beherbergten zoo goed als het ons mogelyk was – maar hoe thans met de Zuidwester Eilanden!!
-----------------
Document 109 J.J. Bär sr aan het Hoofdbestuur van het NZG te Rotterdam, Ambon, 30 januari 1843
Nog ligt my iets op het hart, en dat is de omstandigheden van het Hulpgenootschap van hier. Br: Roskott zal zeker alles mededelen hoe het met hetzelve gesteld is. Het heeft een naam dat het leeft – maar is buiten den Secretaris een dood, ja veelmaal in de goede zaak nog een tegenstrevig ligchaam. Daarom denken wy vier broederen Luijke, Holtz, Roskott en ik dat het, het beste zyn zoude, wanneer maar de zaak op ons zelven rusten zoude, en Br: Roskott als Secretaris en Thezarier mag bepaald worden en wy dan jaarlyksch 3 a 4 keer ons tezamen hetzy te Amboina of elders vergaderten, en ons beraden over onze omstandigheden, en zoo alles getrouw aan onze Geliefte Vaders mededelen, en ook afwachten wat zy over ons besluiten.
-----------------
Document 111. Extract uit het journaal van zendeling W. Luijke over de periode januari – december 1842, Haruku, 15 maart 1843
Ik ontving nu weldra eenen tweeden brief van het Gouvernement houdende aanvrage om eenen meester voor Waaijhejro, voor rekening van ’t Genootschap. Ik zond mijnen kweekeling Jakob Tanamal, een braaf jongman naar derwaarts en vermits het Hulp-Genootschap denzelven niet wilde salareren uit de algemeene kas, schoon de post op uwe begrooting voorkomt, zoo betaal ik hem uit de inkomsten der drukkerij en om die reden heb ik ook mijn batig saldo ad ƒ 150 HG niet willen storten.
De broederen Luijke, Holtz en Bär denken in maart aanstaande naar herwaarts over te komen, opdat wij dan onderling over ons te houden gedrag zullen kunnen raadplegen; al de broederen hebben zich meer of min over het H. Genootschap te beklagen en en achten het wenschelijk, dat het ten eene maal worde ingetrokken, doch hierover nader. Luijke heeft Bär vervangen, de zendeling-leraar van de Maleise gemeente te Ambon. Bär’s gezondheid is slecht en hij kan niet werken. Op 11 jan. ontvingen Holtz en Luijke een uitnodiging van zendeling Heijmering om in dienst van het Hulpzendelinggenootschap op Timor te treden.
H.H. Schiff, predikant alhier, ziet Luijke niet graag op Ambon en spoort hen aan naar Timor te vertrekken. Het aantal bezoekers van de Maleise diensten en de bidstonden is meestal gering. Alle diensten in de Maleise gemeente worden voorbereid in nauw overleg met de Nederlandse predikant. Op 2 mei is op een vergadering van het Hulpzendelinggenootschap te Ambon besloten dat Holtz en Luijke naar Haruku en Saparua gaan.Het lot bepaalde dat Holtz op Saparua gaat werken en Luijke op Haruku. Na zich aanvankelijk tegen deze plaatsing verzet te hebben, ging het gouvernement er in juni toch mee akkoord. Op 18 juni is uit Nederland bericht ontvangen dat besloten is de zending op de Zuidwester-eilanden op te heffen.
[Note 887 Medio 1841, toen het hoofdbestuur in Rotterdam nog geen besluit genomen had over de toekomstige plaats van vestiging van Luijke en Holtz, hadden beide laatst genoemden plannen om zich op Ceram te vestigen. Het gouvernement gaf er de voorkeur aan dat één van hen naar Haruku en de ander naar Nusalaut zou gaan. Sub nov.-dec. in Luijke, Extract-Journaal jan. - dec. 1841, 2/2/1842, ARvdZ 24/5.]
Den 11 [Juli] kwamen er menschen van Saparuwa om Br. Holtz en den 13 van Haruku om mij af te halen. Dus het oogenblik was daar, waar wij zoo lang om gebeden en naar uitgezien hadden.
Den 13 dezer gingen wij dan nog eens naar den Gouverneur. Zijn Hoog Weledel Gestrenge was zeer vriendelijk en minzaam, gaf ons goeden raad en beloofde ons alle adsistentie. Aan dezen nadenmiddag vertrok Br. Holtz met zijnen familie naar Passoh.
Den 14, bij vele heeren en kennissen afscheid genomen, waarbij ik veel deelneming mogt ontwaren
Toen ik daar dan als eenzaam, op mijn vaartuigje naar lucht en bergen stond te staren, was mij op die oogenblikken, het denkbeeld o! Zoo moeijelijk, dat ik daar nu zoo alleen moest henen gaan, om dat alle mijne dierbare betrekkingen van mij gescheiden en niet meer op aarde waren en ik nu naar eene plaats en werkkring ging, daar ik nimmer geweest was en niemand van aangezigt kende!
Met donker kwam ik te Passoh aan, daar ik Br. Holtz nog vond, die van wegens de zee nog niet had kunnen overgaan.
Den 15 [Juli] Br. Holtz vertrokken. Maar mijne menschen hadden het vaartuig, die nacht nog niet kunnen overhalen, dat hier eene zeer groote moeijelijkheid voor de reizigers uitmaakt.
Bleef dus dien dag te Passoh, en met genoegen, bij den Patij logeeren.
-----------------
Extract uit het journaal van zendeling J.E. Jellesma, lopende van 1 juli 1845 tot 31 maart 1846, Wahai (Ceram), [april 1846].
[Note 1214 Tijdens zijn eerste bezoekreizen in zuidelijk Ceram, in nov.-dec. 1841 (gemaakt in gezelschap van zendeling F.W. Holtz) en wederom in okt. 1843, was ook Luijke op het kakian-verbond gestuit. In zijn verslag van 1841 stelde hij voor het avondmaal nergens langs Ceram*s zuidkust te vieren, tot de gewoonte van het koppensnellen, die hij direct met het kakian-verbond in verband bracht, volledig zou zijn afgezworen.
Holtz was het hier niet mee eens, zie sub. dec. Luijke, Extract-Journaal jan. - dec. 1841, 2/2/1842, ArvdZ 24/5. In 1843 schreef Luijke: “Daar hier [Kaibobo], als in al de andere negorijen onder Haruku het kakijan nog tot schande, van die Christenen, onder de mannen van daar bestaat, zoo dacht mij was het hier reeds de plaats en mijn pligt, om de mannen, die het voornemen hadden het Avondmaal te vieren, ernstig te waarschuwen en die in dat verderfelijk verbond was en wilde blijven omhelzen, zich volstrekt van de tafel des Heeren moest onthouden”, zie sub 11 okt. in Luijke, Extract-Journaal jan. - dec. 1843, 8/3/1844, ARvdZ 24/5.]
-----------------
Document 112. J.J. Bär sr aan het Hoofdbestuur van het NZG te Rotterdam, Waai (Ambon), 21 maart 1843
De Br: W: Luijke en Holtz zyn wel, wy zyn thans niet ver van elkander. Ik kan dagelyksch het huis van Br: Luijke over zee zien. Ach! dat wy nog gezamentlyk tot zegen voor velen mogen wezen en dat wij mogen wandelen of leven onder deze menschen volgens waardigheid van ons ambt, zoodat aan de spotters der waarheid hun mond gestopt en mogt het wezen zy door de waarheid of het Evangelie gewonnen worden.
-----------------
Document 114. Journaal van zendeling J.J. Bär sr te Waai, lopende van de maand oktober 1842 tot november 1843, Waai (Ambon), 7 november 1843
[Mei] 8. Dezen middag is geheel onverwachts Br: Holtz met zijne Echtgenoot enz: bij ons aangekomen, maar helaas! Br: Holtz was zeer ziek, en het hele ligchaam gezwollen. Hij dacht in het begin bij ons te blijven, en Inlandsche Medicijnen te gebruiken; alleen daar ik merkte dat hij van dag tot dag zieker werd, zoo heb ik aan hem aangeraden om zich naar Amboina te begeven, om daar met eenen bekwamen Dokter te spreken, hetwelk hem ook wel overkwam, en zoo hebben zij ons den 11de des morgens verlaten;
[Mei] 11. Ik dacht toen nog niet, dat ik dezen Broeder voor de laatste keer op deze aarde gezien had.
Junij 4 en 5. Over deze twee Pingsterdagen heb ik 3 keer het Evangelie verkondigt, dat het de Heer mag zegenen, en welhaast een ruim maat van zijnen Geest over alles vleesch mag uitstorten, opdat zijn naam mag eer ontvangen.
Op dezen tweeden Pingsterdag is onze Lieve Br: Holtz overleden, en dus Br: Luijke, en ik zij nog alleen op deze station overgebleven! Hoe zonderbaar zijn de wegen des Heeren, Zijne dienaren, zoo wel de Predikanten als de Zendelingen neemt Hij op deze Eilanden zoo spoedig achter elkander weg, en de Leeraars die zich te Amboina bevinden zijn ziek en zwak, zoodat zij onze hulp behoeven.
[Junij] 15. Dezen morgen is de Weduwe van Br: Holtz met eenigen personen tot ons gekomen, om van hieruit naar Saparua te steven, om daar hare goederen te halen, en dan te Amboina te blijven. Deze plaats is thans open maar daar thans 4. Predikanten voor Amboina en de omgeving bepaald zijn, zoo geloven wij, dat zich wel een van hun daarheen zal begeven.
[Augst:] 7. Heden heb ik Biduur gehouden, en daar ik van Br: Holtz de Maleische Zendelings gezangen heb ontvangen, zoo laat ik zij tegenwoordig ook zingen. Ik leer zelven de ongemakkelijkste Melodien aan de kinderen, want alles is zeer op deze gezangen gesteld. Deze gezangboeken heb ik in het jaar 40 niet ontvangen, daarom kon ik ook vroeger niet daarmede beginnen.
-----------------
Op 2e pinksterdag 1843 overlijdt Friedrich Wilhelm te Amboina. Het lijkt erop dat ze op het eiland Saparua woonden. Sara Abel schrijft de raad van Zendelingen hierover de volgende brief ontvangen door het zendelingengenootschap te Rotterdam] 10 Oct 1844
-----------------
Sara Abel, weduwe van de zendeling Frederich Wilhelm Holtz
Aan
Bestuurderen van het vaderlandsch Zendelingengenoorschap te Rotterdam
De eerwaarde Heeren!
Geliefde Broeders in den Heer!
Ingevolge van het overlijden van mijnen echtgenoot, is mij uwel Eerw: brief van den 1ste July 1843 op den 23sten January dezes jaars, ter hand gesteld geworden. Ik acht het als mijnen pligt, Uwel Eerw: de ontvangst daarvan , bij dezen te beregtenen overstelpt van droefdheid, geef ik Uwel Eerw: langs dezen weg kennis: dat mijn tedergelief, de echtgenoot, na een kortstondige, doch hevige ziekte, zijnde lijdende geweest aan de kramp in de maag, alhier op den 5den Juny In den leeftijd van Vier en Veertig jaren, uit mijne liefde armen, door den dood is ontrukt geworden, mij nalatende: eenen vijfjarigen zoon met name Johan Adam, die nog te jong is, om dit zijn verlies te kunnen beseffen. Ik heb de genoegens van eenen blijkbaar door de Voorzienigheid gezegenden echt, gedurende bijna zeven jaren met hem mogen ondervinden en deelen. Dankbaar en erkentelijk moet ik berusten en den wil van het OM?? -bestuur, na het genot van een zoo groot en bijzonder voorregt. Ofschoon deze treurige gebeurtenis mijn gevoel weemoedig maakt, wordt hetzelve evenwel getemperd door het terug zien op zijn leven, vol opregtheid, welwillendheid en onderwerping aan het alwijze bestuur der Voorzienigheid, waarvan ik den zegenrijken invloed in zoo groot eene mate gevoelens moge. De hoop van hem eenmaal in de gewestens der zaligheid te zullen wederzien, de gedachte eener blijde en onsterfelijkeheid, verzachtte mijne bittere smaak en deed mij blijmoedig terug zien, op ieder stapje dat mij het hemelsch vaderland nader bragt. Met gevoel heb ik Uwel Eerw: brief gelezen, de daarin bevatte waardeder vertroosting, Eenigen mijne smart. Voor mijn gewond hart vind ik daaruit verzachtenden balsem en versterking in het geloof aan Hem, die steeds mijne heiligste toevlugt is geweest, die, hoe zwaar zijne hand mij ook bezocht heeft, door het afieschen van hem, die Hij mij tot eenen gezel gedurende mijne vreemdelingschap op dit benedenrond geschonken heeft, nog land in mijnen tegenwoordigen toestand, eenen liefderijken en zorgenden Vader blijft. Thans met mijnen eenigsten zoon verstoken zijnde, van de zorg eens teder en echtgenoots en vaders, mocht ik mij verheugen door de mildadigheid van Uwel Eerw: in het genot van mijn pensioen welke mij f50,- zilver per maand bedraagt. Doordrongen van dankbare gevoelens, breng ik Uwel Eerw: daarvoor mijnen dank toe en met het oog omhoog geslagen, smeek ik de Voorzienigheid af dat zij Uwel Eerw: haren bijstand schenken moge in het medewerken aan het wezentlijk en waar geluk van onze natuurgenooten, die nog helaas verstoken zijn van de reine en goddelijke leer des evangelies. Zjj sterke Uwel Eerw: op eenen waaarlijk gewigtigen arbeid en beloone u, op de kennelijkste wijze, voor alle uwe ondernemings in het bewonderen van 's naastens toekomstig geluk. Na mij en mijnen zoon in de bescherming van Uwel Eerw: te hebben aanbevolen noem ik mij met hoogachting
Des eerwaarde Heeren
Geliefde Broeders in den Heer!
Uwel Eerw: Uw dienares
S Holtz geboren Abel.
-----------------
(Bron: 1102-1 Raad voor de Zending: rechtsvoorgangers, 1435 Holtz, F.W., zendeling op Leti en Saparua: dagboeken, 1832-1844)
Na het verlies van haar man treedt Sara Abel te Amboina op 28 november 1846 opnieuw in het huwelijk met Fredrik Petrus Paul. Fredrik is ook weduwnaar. Maar liefst 2 keer. Zijn eerste vrouw was Antje Liedericht. Zijn tweede vrouw was Johanna Catharina Melenskij. Zoon Johan Adam is acht jaar oud. Wanneer Sara is overleden is niet duidelijk. Zowel in 1853 als in 1872 staat in Ambon een geregistreerd overlijden in de Molukken van een Sara Abel.
Uit de dagboeken van zendeling Friedrich Wilhelm Holtz en uit een bedankbrief van zijn tweede echtgenote Sara Abel kan worden afgeleid dat Johan Adam is geboren te Leti / Zuidwestereilanden nu genaamd Leti Moa Lakor, in 1838. Quote uit een brief van Sara Abel op 10 oct 1844 ontvangen door de raad van Zendelingen te Rotterdam:
[….overstelpt van droefdheid, geef ik Uwel Eerw: langs dezen weg kennis: dat mijn tedergelief, de echtgenoot, na een kortstondige, doch hevige ziekte, zijnde lijdende geweest aan de kramp in de maag, alhier op den 5den Juny In den leeftijd van Vier en Veertig jaren, uit mijne liefde armen, door den dood is ontrukt geworden, mij nalatende: eenen vijfjarigen zoon met name Johan Adam, die nog te jong is, om dit zijn verlies te kunnen beseffen.]
Onder een fragment uit de administratie van het Nederlands Zendelinggenootschap te Rotterdam.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Friedrich Wilhelm Holtz was de eerste Europese Holtz voorouder die naar Indië kwam. Om een beeld te schetsen van zijn afkomst gaat hier het onderzoek verder.
Johan Gottlieb Holtz & Louisa Regina Springer
Koningsbergen (Kaliningrad) 1757
Uit de overlijdensregisters van Amboina 1829-1904 kan worden bevestigd wie de ouders waren van Friedrich Wilhelm Holtz. De leeftijd klopt hier overigens niet. Hij was 44 ipv 34 jaar oud en is dus geboren in 1799 of 1800:
05. 06. 1843
Friedrich Wilhelm Holtz, oud 34 jaar, geb. Nehdau bij Koningsberg
in Pruisen, zendeling-leraar te Saparoea, thans alhier aanwezig,
echtg. van Sara Abel, zn. van Johan Gotlieb Holtz en Louisa Regina
Springer.
Zijn geboortedorp Nehdau ligt in de gemeente Labiau, in de buurt van de stad Kaliningrad. De gemeente luistert nu naar de naam Malaja Lipowka en valt in het district Schakaulack. Dit gebied omvatte de dorpen Poparten, Waldhaus Damerau en Needau en besloeg 656 ha. Het enigszins bekende landhuis Schakaulack laatst bewoond door de familie Boltz is er te vinden. Het huidige Russische grondgebied behoorde tot 1946 tot Oost Pruissen en de stad luisterde naar de naam Koningsbergen. De ouders van Friedrich Wilhelm zullen met hun gezin hebben rondgetrokken en belandden zodoende ook in dit gebied. Via ancestry.com stuit ik op veel personen met de achternaam Holtz uit die hoek. Ik vind onder andere een doop van een Johan Gottlieb Holtz, zoon van Gottlieb Holtz en Anna Dorothea Simmin.

Verklarende tekst van ancestry.com:
NAME: Johann Gottlieb Holtz
EVENT TYPE: Taufe
BIRTH DATE: 29 März 1757
BAPTISM DATE: 3 Apr 1757
BAPTISM PLACE: Kaliningrad, OstPreussen, Deutschland
FATHER: Gottlieb Holtz
MOTHER: Anna Dorothea Simmin
CITY OR DISTRICT: Kaliningrad
Als bovenstaande Johan Gottlieb inderdaad de vader is van Friedrich Wilhelm, dan zou dat betekenen dat Johan 42 of 43 was, toen hij vader werd van zoon Friedrich. Friedrich heeft waarschijnlijk wat broers en zusters boven zich gehad. Misschien was Johan Gottlieb ook zendeling en kwam zodoende in de regio van Nehdau terecht.
Vragen en reacties op deze pagina kunnen hieronder geplaatst worden:
Maak jouw eigen website met JouwWeb